Goede afspraken maken over je samenwerking doe je niet alleen voor jezelf. Om te voorkomen dat er later een discussie over ontstaat. Maar ook voor het geval dat je het zelf niet meer achteraf kunt regelen. Omdat je er niet meer bent. Dat is wel het laatste wat je wil natuurlijk. Maar het is vaak ook het laatste waar je over na wilt denken. Ook begrijpelijk, maar toch is het belangrijk. Zo las ik deze week een uitspraak over een situatie waarin duidelijke afspraken vooraf wellicht een rechtszaak hadden kunnen voorkomen. En een rechtszaak voorkomen is altijd de moeite waard.
De feiten
Twee broers werken samen met vader samen in een transportbedrijf. Als een van de broers in 2011 overlijdt, laat hij een weduwe achter. Na afwikkeling van alle financiële banden tussen de erfgenamen van de broer en het transportbedrijf blijft er voor de weduwe niets over. Met ingang van 1 januari 2012 betaalt de vennootschap maandelijks een bedrag ter hoogte van € 875 aan de weduwe, onder de vermelding “nabestaandenpensioen”. Voor deze uitkeringen worden ook salarisspecificaties en jaaropgaven opgesteld.
Halverwege 2012 draagt vader al zijn aandelen in het transportbedrijf over aan zijn nog levende zoon. In de leveringsakte is het volgende vermeld:
“De zoon verklaarde zich er mee bekend dat tot de passiva van de vennootschap een morele, niet rechtens afdwingbare betalingsverplichting behoort, inhoudende een maandelijkse weduwenpensioenuitkering van € 1.350 bruto aan de vrouw van de overleden broer. Deze betaling zal voortduren tot 1 juni 2024 (de oorspronkelijke pensioendatum van de overleden broer). Vanaf januari 2015 zijn de betalingen aan de weduwe gestaakt
De rechter
De rechter moet nu bepalen of de weduwe recht heeft op doorbetaling van dit “nabestaandenpensioen”. De weduwe stelt zich op het standpunt dat haar overleden echtgenoot voor zijn overlijden met zijn vader en broer is overeengekomen dat zij hem (en bij zijn overlijden zijn nabestaanden) € 10.000 per jaar zouden betalen tot het moment dat hij 65 zou worden. De weduwe krijgt van de rechter de opdracht om deze stelling ook te bewijzen.
Bewijsvoering
Om haar standpunt te bewijzen roept de weduwe de oude boekhouder van het transportbedrijf op. Deze boekhouder legt een schriftelijke verklaring af, waarin hij melding maakt van de maandelijkse betalingen aan de weduwe. Zijn verklaring lijkt echter meer gebaseerd op de feitelijke omstandigheden (dat er werd betaald aan de weduwe staat immers niet ter discussie), dan op echt bestaande afspraken. Een tweede opgeroepen getuige verklaart onder ede niets te weten van een afspraak uit 2011 over een maandelijkse uitkering van € 875 aan (de weduwe van) de overleden broer.
Ook vindt de rechter de gedane betalingen met de omschrijving “nabestaandenpensioen” niet voldoende overtuigend bewijs. Deze passen immers even goed bij de stelling van het transportbedrijf dat zij uit overwegingen van mededogen, moraal en goed fatsoen onverplicht een maandelijkse financiële ondersteuning heeft verstrekt. Dit is ook op deze wijze opgenomen in de akte waarin de aandelen van vader worden overgedragen aan zijn zoon.
De rechter besluit tenslotte dat de weduwe niet aannemelijk heeft kunnen maken dat er een afspraak bestaat die haar recht geeft op de maandelijkse uitkering van het ‘nabestaandenpensioen’. En zo staat zij met lege handen.
Leg je afspraken vast
Of er nu daadwerkelijk (mondelinge) afspraken bestonden tussen vader en de beide broers over een uitkering aan de inmiddels overleden broer of zijn weduwe of dat hier echt uitsluitend sprake is van een uitkering gebaseerd op moraal en fatsoen zullen we nooit weten. Wel leert dit ons dat het goed is om ook afspraken te maken met je samenwerkingspartners voor het geval je er zelf onverhoopt ineens niet meer bent. En dat gebeurt helaas vaker dan we denken. Goede afspraken maak je niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen.
Behoefte aan advies over jouw samenwerking? Plan dan hier een afspraak in voor een gratis adviesgesprek of neem contact met me op.
Meer lezen?