Het is onvermijdelijk. Aan elke samenwerking komt het eind. Hoe dan ook, of je het nu wilt of niet. Daarom is het slim om aan het begin van je samenwerking ook afspraken te maken over het einde daarvan. Zodat je niet min of meer gedwongen hoeft samen te werken met een ongewenste samenwerkingspartner. In de onderstaande zaak hebben partijen dat helaas achterwege gelaten.
De feiten
Logistique houdt 72,56% van de aandelen in Logfret B.V.. Kirsha B.V. houdt de overige 27,44%. Jansen (fictieve naam) is enig aandeelhouder en bestuurder van Kirsha. Logfret houdt zich bezig met bemiddeling bij nationaal en internationaal vrachtvervoer en daaraan verwante logistieke werkzaamheden.
Kirsha is enig bestuurder van Logfret sinds de oprichting in 2006. Na onenigheid tussen Logistique en Kirsha, ontslaat Logistique Kirsha als bestuurder van Logfret. De oneindigheid blijft echter voortduren na het ontslag. Tussen partijen en aan hen gelieerde rechtspersonen zijn sinds het ontslag diverse gerechtelijke procedures gevoerd.
Het geschil
Logistique is van mening dat het aandeelhouderschap van Kirsha in Logfret niet ten goede komt aan de onderneming van Logfret. Om die reden eist Logistique – op grond van artikel 2:336 BW – dat Kirsha al haar aandelen in Logfret overdraagt aan Logistique.
Artikel 2:336 BW houdt in dat een aandeelhouder die door zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaadt dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld, verplicht kan worden om zijn aandelen over te dragen aan de andere aandeelhouder(s).
Volgens Logistique is hiervan sprake omdat:
- Kirsha en de aan haar gelieerde vennootschappen derdenbeslag hebben gelegd bij Logfret;
- Jansen Logfret beconcurreert via een andere vennootschap.
De rechter
De rechtbank oordeelt dat uitstoting op grond van artikel 2:336 BW pas aan de orde is als door het gedrag van de aandeelhouder het functioneren van de vennootschap in gevaar wordt gebracht, omdat de besluitvorming wordt verlamd. Enkel hinderlijk of zelfs onaanvaardbaar gedrag van de aandeelhouder is op zichzelf nog geen reden om hem als aandeelhouder uit te stoten. Gedragingen die wel schadelijk zijn voor de goede naam en faam van de vennootschap, maar niet direct verband houden met het functioneren van de aandeelhouder binnen de vennootschap, kunnen volgens de wetsgeschiedenis geen aanleiding zijn voor uitstoting.
De door Kirsha gelegde derdenbeslagen houden volgens de rechter geen verband met haar functioneren binnen de vennootschap. Ten aanzien van de concurrentie die Jansen Logfret (indirect) aandoet, stelt de rechtbank dat het hier gaat om gedragingen van Jansen en niet van Kirsha als aandeelhouder van Logfret. De rechtbank ziet dus geen grond om de uitstotingsregeling van artikel 2:336 BW hier toe te passen.
De vordering van Logistique wordt in zijn geheel afgewezen.
Conclusie
Je hoeft geen genie te zijn om te bedenken dat hier van een fatsoenlijke samenwerking geen sprake meer kan zijn. En dat is natuurlijk in oorsprong wel de bedoeling van partijen geweest. Logistique is nu echter afhankelijk van de bereidheid van Kirsha om een einde te maken aan de samenwerking.
Partijen hebben overduidelijk niet nagedacht over de wijze waarop er een einde zou komen aan deze samenwerking. Het was verstandig geweest als zij een aandeelhoudersovereenkomst hadden gesloten om hun samenwerking verder vorm te geven. Daarin hadden zij een concurrentiebeding kunnen opnemen, met de verplichting om de aandelen over te dragen in geval van overtreding van het concurrentiebeding. Als partijen hierbij hadden stilgestaan, dan had Logistique nu niet ongewild in een samenwerking gezeten met Kirsha. Aan elke samenwerking komt een eind. Hoe dan ook.
Behoefte aan overleg over een samenwerking? Neem dan gerust contact met me op.
Meer lezen?