Meestal is het de opdrachtgever die de leverancier meer dan zat is en de overeenkomst, vaak zonder fatsoenlijke ingebrekestelling, beëindigt. In dit geval is het andersom.
Wat was er aan de hand?
Opdrachtgever heeft een eenmansbedrijf dat tegen betaling ouders en oppassers via een internetapplicatie met videobeelden met elkaar in contact wil laten komen. Leverancier is een onderneming met ongeveer 50 werknemers die onder meer voor derden software ontwikkelt en websites en applicaties bouwt.
Op 21 september 2017 verstrekt opdrachtgever leverancier de opdracht tot de bouw van een webapplicatie. In de offerte zijn de vereisten waaraan de website moet voldoen kort samengevat, zijn de werkzaamheden gespecificeerd en de onderdelen van de applicatie benoemd. Bij e-mail van 3 oktober 2017 bevestigt leverancier aan opdrachtgever dat technische oplevering zal plaatsvinden op 16 november 2017 en ‘live gang’ plaats zal vinden op 30 november, 2017 mits “wij uiterlijk 27 oktober akkoord hebben op design”.
Op 11 oktober 2017 heeft leverancier een grafisch ontwerp voor de homepage van de website toegezonden, dat was gebaseerd op door opdrachtgever verstrekte informatie. Na aanwijzing van opdrachtgever stuurt leverancier op 20 oktober 2017 een aangepast ontwerp.
Op 23 oktober 2017 meldt leverancier dat zij nog slechts twee uren in het budget heeft om het ontwerp af te maken en stelt voor dat opdrachtgever nog acht uur bijkoopt. Opdrachtgever gaat hiermee niet akkoord, waarop leverancier de opdracht teruggeeft. Daarop komt de advocaat van opdrachtgever in actie en sommeert leverancier haar werkzaamheden volgens de overeenkomst tussen partijen af te ronden. Vervolgens vindt op 31 oktober 2017 een gesprek tussen partijen plaats, waarin partijen het eens worden over het ontwerp van de homepage. Opdrachtgever maakt van dit gesprek een geluidsopname.
De volgende dag stuurt opdrachtgever haar schetsmatige ontwerp met handgeschreven commentaar voor de inlogomgeving. Voor leverancier is de schets onvoldoende en hij voorziet een volgende discussie. Om die te voorkomen stelt hij voor het project “naar eer en geweten uit te voeren” om de voortgang in het project te houden. Opdrachtgever vindt dit geen goed idee en vraagt welke informatie leverancier nodig heeft.
Het conflict
Hierop volgt een discussie tussen partijen via e-mail waarbij leverancier blijft stellen dat de schets onvoldoende is en opdrachtgever blijft vragen welke informatie nodig is. De discussie wordt vervolgens voortgezet door de juristen van partijen, waarbij telkens een herhaling van eerdere zetten wordt gedaan. Tot slot plannen partijen een bespreking voor 16 november. Omdat partijen het niet eens kunnen worden over het al dan niet maken van een geluidsopname, blaast opdrachtgever het gesprek af.
Op 17 november zegt leverancier de overeenkomst per direct op. Opdrachtgever kondigt op 27 november 2017 een procedure bij de Stichting Geschillenoplossing Automatisering (SGOA) aan, maar doet daarnaast een voorstel om voor die tijd nog tot een oplossing te komen omdat zij veel belang heeft bij een tijdige oplevering van de webapplicatie. De voorwaarden die opdrachtgever hieraan verbindt (oplevering voor 7 december, dwangsom van € 500 per dag voor overschrijding daarvan en creditering van een factuur ter hoogte van € 5.000) zijn voor leverancier echter onaanvaardbaar.
De vordering
Opdrachtgever stelt dat:
- de overeenkomst een fatale termijn bevat die leverancier niet heeft gehaald;
- leverancier ook na herhaaldelijk verzoek duidelijker ad moeten aangeven welke gegevens precies nodig warenom de inlogomgeving te bouwen;
- leverancier de overeenkomst niet zonder deugdelijke ingebrekestelling had mogen beëindigen;
- leverancier alle daarmee verband houdende schade moet vergoeden;
- en vordert:
- dat leverancier de schade van opdrachtgever voldoet, begroot op € 181.436,77;
- leverancier te veroordelen tot de overdracht van de in aanbouw zijn website en de intellectuele eigendomsrechten daarop.
Het verweer
Leverancier stelt:
- dat de door opdrachtgever aangeleverde schetsen en aantekeningen onduidelijk en slecht leesbaar waren;
- dat opdrachtgever is tekortgeschoten in haar informatieplicht en dus in de nakoming van de overeenkomst;
- dat leverancier in deze situatie gerechtigd was de overeenkomst op grond van de algemene voorwaarden te beëindigen;
- dat zij niet gehouden is de schade te vergoeden omdat zij deze aansprakelijkheid heeft uitgesloten in haar algemene voorwaarden;
Fatale termijn
De arbiters zijn van mening dat geen sprake was van een fatale termijn. Het behalen van de deadline was immers afhankelijk van een tijdig akkoord van opdrachtgever op het design. Hiervoor zou opdrachtgever informatie verstrekken over de vormgeving en inrichting van de homepage en de inlogomgeving. Overigens rustte er volgens de arbiters wel een zware inspanningsplicht om de applicatie tijdig op te leveren op de leverancier. Leverancier wist tenslotte dat de website noodzakelijk was voor de onderneming van opdrachtgever en dat er afspraken lagen om media-aandacht op haar initiatief te vestigen.
Verschaffen van deugdelijke informatie
Belangrijk onderwerp in de discussie was de vraag of de door opdrachtnemer verstrekte informatie voldoende duidelijk was. De op 1 november 2017 gestuurde schetsen en aantekeningen zijn naar het oordeel van de arbiters onvoldoende duidelijk en slecht leesbaar en voldoen daarmee niet aan de vereisten die redelijkerwijs aan dergelijke informatie kan worden gesteld. Het is dan ook begrijpelijk dat leverancier om verduidelijking vroeg. Het feit echter dat leverancier op de vraag welke informatie nodig is, alleen maar antwoordde dat het gaat om “de schets, de vorm en de indeling” en “een goede, duidelijke schets”, maakt dat leverancier niet heeft voldaan aan haar zorgplicht. Leverancier heeft geen instructies gegeven waaraan het ontwerp moest voldoen.
De arbiters zijn voorts van mening dat beide partijen een verwijt kan worden gemaakt dat de bespreking van 16 november niet is doorgegaan. Enerzijds is het moeilijk te begrijpen dat leverancier eerder wel akkoord is gegaan met een geluidsopname en nu niet. Anderzijds geldt voor opdrachtnemer dat zij geen recht heeft op het maken van geluidsopnamen en de weigering van leverancier rechtvaardigt niet dat het gesprek niet doorging. In het bijzonder omdat de deadline voor opdrachtgever zo belangrijk was.
Beëindiging van de overeenkomst
De arbiters zijn van oordeel dat uit de correspondentie niet kan worden afgeleid dat leverancier opdrachtgever “een deugdelijke en zo gedetailleerd mogelijke ingebrekestelling waarbij een redelijke termijn gesteld wordt voor de tekortkoming van de zuivering” heeft gestuurd, zoals de algemene voorwaarden vereisen. Integendeel, leverancier heeft nagelaten om voor opdrachtgever te specificeren wat er aan de schetsen moest worden verbeterd.
De arbiters concluderen dat de leverancier de overeenkomst met haar e-mail van 17 november niet rechtsgeldig heeft ontbonden, zodat de overeenkomst niet geëindigd is. Omdat de leverancier haar werkzaamheden na 17 november heeft gestaakt en uit haar houding en mededelingen is gebleken dat zij de website niet meer zal opleveren, staat vast dat leverancier toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Zij is verplicht om de door opdrachtgever geleden schade te vergoeden.
Roekeloos gedrag leverancier
Naar het oordeel van de arbiters heeft leverancier bewust roekeloos gehandeld door de overeenkomst per 17 november te ontbinden en haar werkzaamheden te staken. Zij wist dat opdrachtgever daardoor aanzienlijke schade zou lijden, maar heeft geen maatregelen heeft genomen om de schade van opdrachtgever te beperken. Om deze reden kan leverancier geen beroep doen op de bepaling in de algemene voorwaarden die haar aansprakelijkheid beperkt.
Eigen schuld opdrachtgever
Omdat de arbiters van oordeel zijn dat opdrachtgever ook voor een deel aan zichzelf te wijten heeft dat de applicatie niet tijdig is opgeleverd door het aanleveren van onduidelijke schetsen, het al vroegtijdig in de overeenkomst inschakelen van een advocaat en door te weigeren om op 16 november zonder geluidsopname in gesprek te gaan met leverancier, zal de schadevergoeding niet in volle omvang worden toegewezen.
Het oordeel
Leverancier wordt veroordeeld tot de vergoeding van een deel van de gevorderde schadevergoeding. Daarnaast wordt leverancier veroordeelt tot het overhandigen van een digitale kopie van het grafische ontwerp van de homepage en het overdragen van het auteursrecht op het grafisch ontwerp.
Meer vragen dan antwoorden?
Gezien de korte tijd waarin dit geheel zich heeft afgespeeld, vraag ik me af of er bij het sluiten van de overeenkomst niet eigenlijk al het nodige is misgegaan. Opdrachtgever wist zich waarschijnlijk geen raad met het verzoek om een ontwerp op te leveren. Iets dat leverancier met zijn kennis en ervaring vermoedelijk vooraf al wel had kunnen inschatten. Voor leverancier was dit een kleine opdracht, waarbij weinig ruimte was voor overleg en aanpassing van de ontwerpen. Een werkwijze die wellicht minder goed bij opdrachtgever paste. Zowel opdrachtgever als leverancier hadden zich wellicht beter vooraf kunnen afvragen of zij de beste partijen voor een succesvolle samenwerking met het gewenste resultaat als gevolg.
Ik vraag me ook af of opdrachtgever überhaupt wel vertrouwen had in leverancier, nu zij van alle gesprekken geluidsopnamen wilde maken. Ik ben toch geneigd om te denken van niet. De vraag blijft onder welke omstandigheden deze overeenkomst nou precies tot stand is gekomen. Vragen waarop de procedure geen antwoorden geeft, maar die het overdenken wel waard zijn.